- parti
- parti1 [paartie]〈m.〉1 (politieke) partij ⇒ groep, kamp2 partij ⇒ kant3 〈formeel〉oplossing ⇒ beslissing4 partij ⇒ voordeel, nut, profijt5 partij 〈m.b.t. huwelijk〉♦voorbeelden:1 esprit de parti • partijgeests'inscrire au Parti • lid van de Communistische Partij wordense mettre d'un parti • zich bij een partij aansluiten2 parti pris • 〈pejoratief〉vooroordeel, partijdigheidêtre de parti pris • partijdig, vooringenomen zijnprendre le parti des opprimés • het opnemen voor de verdruktenprendre parti pour, contre qn. • partij trekken, kiezen voor, tegen iemand3 prendre le parti de 〈+ onbepaalde wijs〉 • besluiten (om) teprendre son parti de qc., en prendre son parti • zich bij iets neerleggen, zich erbij neerleggen4 tirer parti de • gebruik maken van, profiteren van¶ faire un mauvais parti à qn. • iemand slecht behandelen————————parti2 [paartie]〈bijvoeglijk naamwoord〉1 vertrokken ⇒ afwezig, weg2 〈informeel〉aangeschotenm1) partij, kamp2) oplossing
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.